De techniek van de 17e eeuwse meesters, ook wel ambachtelijk of traditioneel schilderen genoemd, bestaat uit het laag over laag aanbrengen van (semi) transparante olieverf. Hiermee wordt meer diepte in het schilderij bereikt en geeft het vooral portretten een diepere gloed. Na de tekening wordt de 'imprimatura' gekozen die de toon bepaalt van het eindresultaat. Na een aantal lager hogen (witte verf) en diepen (donkere verf) ontstaat de 'gedoodverfde' versie. In de 17e eeuw diende op dat moment betaald te worden omdat kleuren in die tijd erg duur waren. Het gehele proces duurt ongeveer 3 maanden, omdat elke laag eerst geheel droog moet zijn voordat de volgende verflaag er overheen kan worden geschilderd. Voor een illustratie van de verschillende fases of verflagen, zie 'Fases'.